Hoe worden gezamenlijk ontwikkelde innovaties gefinancierd?
Financiering
Financiering van innovaties
Willem Böttger: “Gepokt en gemazeld door eigen ervaring wil ik andere ondernemers waarschuwen voor een te grote afhankelijkheid van subsidies. Niet alle subsidie regelingen hanteren dezelfde liquiditeitsregels, en zo is de regeling die het project Groot Composiet hanteerde een groot probleem. Daar krijgt een onderneming een eerste voorschot van 10%, en na een half jaar een volgend voorschot van maximaal 30%., na weer een halfjaar weer 30% en het laatste deel na afronding van het project. Echter, de voorschotten worden alleen uitgekeerd wanneer allereerst de onderneming het eerdere voorschot heeft opgemaakt, en daarnaast moet het project als geheel ook de 10% of 40% drempel gehaald hebben. Dit betekent in de praktijk dat de ondernemers een enorme voorfinanciering moeten verrichten en dat koplopers lang moeten wachten op betaling van reeds gemaakte kosten wanneer de rest nog niet op hetzelfde productiviteitsniveau zit. Bij andere regelingen is dat beter. Andere subsidieregelingen hanteren een betere voorfinancieringsconstructie, bijvoorbeeld Agentschap NL (waar 80% vooraf, 20% achteraf betaald wordt). Ik adviseer daarom vooral voorzichtigheid te betrachten met teveel leunen op subsidies.”
Jack Smit: “Wanneer je innovatietrajecten met subsidietrajecten financiert kan het zijn dat je het naar binnen kijken van een bedrijf juist in stand houdt. Om dat te voorkomen moet je eisen stellen aan samenwerking met externe partijen om in aanmerking te komen voor de subsidie.”
Martijn Verwoerd: “2MV financiert alle innovaties zelf, ook als er al een klant in beeld is. Subsidies hebben sommige innovaties mogelijk gemaakt , die we anders niet hadden kunnen starten.”
Jan Batstra: “EFRO projecten zijn te groot gedacht voor te kleine bedrijven. Dit komt door verschillende zaken:
– Het type onderzoek dat door EFRO gesubsidieerd wordt, is preconcurrentieel, dus zonder klant waarmee je de inverstering op korte termijn kunt terugverdienen
– De vereiste administratie is enorm tijdrovend, in kleinere bedrijven ontbreekt hiervoor de mankracht.
– De voorschotregeling is voor kleinere bedrijven niet voordelig
De EFRO-subsidie trekt deelnemers, vervolgens zit het in de weg, maar dan werkt het toch weer omdat de bedrijven er hun netwerk mee ontwikkeld hebben.”
Ogier Gravendeel: “Een bank is behouden in geldleningen. Ze moeten 1 op 1 zekerheid hebben en dan nog is er veel rente mee gemoeid. Financiering via de bank is daarom een minder voor de hand liggende optie.”
“Een goede financieringsvorm vinden is vaak ingewikkelder dan de technische kant van de innovatie.”
“Een potentiële samenwerking op een onderwaterturbineproject durfden we niet aan te gaan, omdat voorfinanciering te risicovol was. De opdracht is gegaan naar een concurrent die wel wilde en meer financiële middelen had. Het heeft alles te maken met overlevingsdrang: weinig tijd en op korte termijn geld moeten verdienen versus veel marge en weinig risico.”
Ruth Mourik: “De vorm waarin ons project gegoten was, met een subsidie die om cofinanciering van deelnemende partijen vroeg, was naast heel nuttig ook wel een complicerende factor. Er zijn gesprekken gevoerd tussen ondernemers over het delen van kennis uit innovatieprojecten met ondernemers die niet betrokken waren bij dat project. Die niet deelnemende ondernemers gaven aan dat de kennis met publiek geld was verkregen, en dat publiek geld geen concurrentievervalsing of marktvervalsing mag veroorzaken. De kennis die met subsidie betaald is zou daarom openbaar moeten worden gemaakt. De ondernemers die de kennis hadden ontwikkeld gaven als antwoord dat ze ook cofinanciering hadden gedaan en dus alleen maar een deel van die kennis hoefden te delen. De metafoor werd daarbij gebruikt dat die ondernemers wel de taart wilden tonen die ze gebakken hadden, maar het recept hielden ze voor zich. Doordat die taart zichtbaar was konden klanten ervan proeven en zagen de andere bakkers dat er wel of geen markt voor was, en wisten ze hoe die taart er uitzag en smaakte en konden ze zelf proberen er ook een te maken.”
Colette van der Ree: “Je innovatie financieren met een subsidietraject levert ook een spanningsveld op. Innovatietrajecten vragen tijd maar vanwege de financiering met subsidie wordt er snelheid gevraagd. Een ander probleem is dat de financiële en administratie-eisen zo gesteld waren dat er gewerkt werd met periodieke betalingen (2x per jaar), maar de betaling kwam pas wanneer de vorige betaling volledig was verbruikt, en was bovendien afhankelijk van de procentuele voortgang van de hele groep en het volledige budget. Dit zorgde ervoor dat stellen dat bedrijven die voorop liepen in de praktijk flinke bedragen moesten voorfinancieren. Die lasten kan niet elk bedrijf dragen.”
Innovaties die voortkomen uit open innovatie processen zijn vaak niet direct winstgevend, maar moeten nog verder worden ontwikkeld voordat ze kunnen worden vermarkt. Indien een organisatie niet zelf de middelen heeft om te investeren, zijn er andere manieren op innovaties te financieren.
Er zijn in Nederland verschillende regelingen om innovatie te stimuleren. Deze zijn echter niet allemaal gericht op open innovatie. In veel gevallen wordt financiële steun geboden (in de vorm van subsidie, lening of investeringen) aan individuele bedrijven, gericht op interne R&D activiteiten (WBSO, RDA, innovatiekrediet). Met SEED-Capital verstrekt de nationale overheid bijvoorbeeld leningen aan investeringsfondsen om investeringen in innovatieve starters te stimuleren.
Er zijn enkele regelingen waar open innovatie voor in aanmerking komt. Opvallend is het feit dat de term open innovatie nog niet als zodanig genoemd wordt. Dit zou kunnen wijzen op het feit dat open innovatie nog niet geïntegreerd is in de organisatievormen van (nationale) overheden.
De regelingen zijn gericht op samenwerking tussen bedrijven om innovatie te bevorderen. Eén daarvan is de subsidie ‘Nieuwe Uitdagingen’ die samenwerking tussen landbouwondernemingen en agro-MKB-ondernemingen stimuleert.
Innovatie Prestatie Contracten (IPC) is een subsidieregeling voor mkb-bedrijven die voor langere periode (maximaal twee jaar) samen willen innoveren. De subsidie kan via een onafhankelijke penvoerder, bijvoorbeeld een belangenorganisatie, worden aangevraagd.
Ten slotte zijn er de innovatievouchers. Deze regeling wordt verder besproken n het onderwerp subsidies voor kennisinstellingen.