Hoe moet er worden omgegaan met kennisdeling en patenten in relatie tot publieksgeld?
Eigendom
Kennisdeling en patenten in relatie tot publieksgeld
Willem Böttger: “Daar zijn verschillende modellen voor. Zo kan afgesproken worden dat wanneer een ontvanger van subsidie zichtbaar niets doet met een ontwikkeling de kennis openbaar gemaakt wordt om valorisatie door andere partijen mogelijk te maken. Ook is het mogelijk om afspraken te maken over gefaseerd openbaar maken van de kennis.”
Jack Smit: “Met publiek geld ontwikkel je een product of technologie en in het verlengde daarvan ontwikkel je de markt. Van die marktontwikkeling profiteert de hele branche en omgeving en maak je de koek groter voor iedereen. Als je innoveert met publiek geld deel je de kennis waarmee je aan de markt kunt laten zien dat iets mogelijk is. Met kennis ontwikkel je de markt, met know-how kunnen individuele bedrijven zich ontwikkelen. De know-how die je ontwikkeld, dus de kennis over hoe iets mogelijk gemaakt is, die blijft gesloten en moet je niet delen. Zo willen we bijvoorbeeld ook gaan werken met een nieuw kozijn dat is ontwikkeld door een van de partners, en dat integreren in onze gevels, daarvoor hoeven we niet te weten hoe dat kozijn gemaakt is.”
“Zolang het project dat gedeeltelijk betaald is met publiek geld gevaloriseerd wordt is er niets aan de hand. Wanneer een ontwikkeling volledig gesubsidieerd is (100%), dan moet die kennis openbaar gemaakt worden, anders is het marktvervalsing.”
Ingrid Schipperen: “In het onderzoeksproject ‘Slemming’ hebben we met de deelnemende partners afspraken gemaakt over kennisdeling. De testresultaten van de tests met materiaal van de individuele partners worden niet gedeeld. Deze zijn alleen voor TNO en de betreffende partner beschikbaar. TNO gebruikt deze resultaten voor het ontwikkelen en valideren van de modellen. Die modellen zijn voor alle deelnemende partners beschikbaar. Een half jaar na de afsluiting van het project wordt deze algemene kennis openbaar.”
Jan Batstra: “In de Open Innovatie Alliantie Groot Composiet werken we met EFRO subsidides. Hiervoor geldt dat de gesubsidieerde onderzoeksprojecten preconcurrentieel moeten zijn en dat alle kennis opgedaan in de gesubsidieerde projecten (zoals gedefinieerd in het projectplan) openbaar toegankelijk zijn en niet verkocht mogen worden (geen licenties dus). Maar er is een grijs gebied. Want wat is ‘preconcurrentieel’ en op welke termijn moet die kennis openbaar toegankelijk zijn? Over de invulling van die grijze gebieden moet je goed nadenken.”
Piet Goverse: “Preconcurrentiële kennis moet openbaar gemaakt worden. Vóór het innovatieproject wordt gestart, moet vastgelegd worden welke kennis er al is en wat er met publiek geld ontwikkeld wordt. Omdat niet het hele project met subsidiegelden gefinancierd wordt, een deel wordt door de ondernemers zelf bekostigd, kan de ondernemer voor hem essentiele, concurrentie gevoelige, ontwikkelingen buiten het gesubsidieerde gedeelte houden.”
Vaak wordt publiek geld ter beschikking gesteld om innovaties mogelijk te maken, en dit roept verschillende vragen op met betrekking tot de resultaten van met publiek geld gefinancierd onderzoek of ontwikkeling. Een eerste punt is of investeringen met publiek geld ook leiden tot toegenomen welvaart of maatschappelijke waarden.
Open Innovatie gaat gepaard met risico’s, omdat het niet altijd bekend is of (en hoe) men waarde kan creëren met innovaties. Om de risico’s te verlagen, stellen overheden vaak verschillende vormen van innovatiesubsidies beschikbaar. Een evaluatie van het innovatievoucher systeem toont aan dat bedrijven die gebruik hebben gemaakt van de vouchers meer R&D activiteit vertonen dan anderen (Bongers et al., 2008). Van Doorn laat bovendien zien dat er een koppeling bestaat tussen de financiële investering in een bedrijf en de maatschappelijke winst. Het voordeel van het subsidiëren van open innovatie ten opzichte van traditionele innovatie is dat er kennis spillover naar andere bedrijven plaatsvindt, die op hun beurt ook gebruik kunnen maken van de kennis en bij kunnen dragen aan maatschappelijke welvaart (Figuur 7.1, van Hoorn, 2006).
Figuur: maatschappelijke effecten door het subsidiëren van individuele bedrijven (van Hoorn, 2006)
Subsidiering van open innovatie kan ook op andere manieren bijdragen aan welvaart, bijvoorbeeld als het gaat over duurzame innovaties. Welvaart vertaalt zich dan bijvoorbeeld in onafhankelijkheid van fossiele energiebronnen, energie neutrale, milieuvriendelijke energieopwekking en gezondere lucht. Met name duurzame innovaties die zich nog in ontwikkelingsfase bevinden, zijn gebaat bij subsidies, omdat zij in veel gevallen een radicale inbreuk maken op het huidige systeem en niet kunnen concurreren met de huidige technologie (Kemp et al., 1998). Composiet strijdt bijvoorbeeld tegen materialen als staal en beton. Subsidies zijn een vorm van bescherming om de innovaties te kunnen laten ontwikkelen zonder druk van concurrentie en kunnen helpen om de innovaties uit hun niches te trekken (Smith, Raven, 2012).
Investeringen vanuit overheden in duurzame innovaties zijn, naast subsidies, een andere manier om bij te dragen aan een marktbrede toepassing van de innovatie. Overheden nemen dan de rol aan van ‘innovators’, de groep consumenten die als eerste investeert in een innovatie om zichtbaarheid en vertrouwdheid met nieuwe (technologische) innovaties voor andere groepen consumenten te versterken (Rogers, 1995, Degenkamp, 2010. Hermanussen, 2013).
Subsidieverstrekking loopt ook tegen het punt van eventuele marktverstoring of partijdigheid aan. Om te voorkomen dat overheden beschuldigd worden van partijdige ondersteuning, kunnen bijvoorbeeld per bedrijfstak organisaties worden opgericht die de functie van subsidieverstrekker toebedeeld krijgen (het Romer-voorstel). Bedrijven kunnen voorstellen indienen bij deze partijen om subsidie te ontvangen.